To tweet or not to tweet, that’s the question

Over zin en onzin van Twitter

(© FD, auteur Marijn Jongsma)

Via Twitter kan Jan en alleman in debat met topeconomen. Dat leidt tot openheid en uitwisseling van gegevens, maar ook tot gezwets.

De ivoren toren van de economische wetenschap is de laatste jaren op z’n minst poreus geworden. Hoogleraren geven voortdurend hun mening, over uiteenlopende onderwerpen: van renteverlagingen tot de beursgang van ABN Amro. Ze discussiëren meer met elkaar, maar ook met relatieve buitenstaanders.

Dat is vooral de verdienste van Twitter, de beursgenoteerde internetdienst waarmee je na de aanmaak van een eigen account zelf berichten kunt plaatsen en die van anderen kunt lezen, beantwoorden of doorsturen: ‘retweeten’. Twitter is het ultieme digitale gereedschap van de ‘media-econoom’, die niet bang is zijn mening te geven zonder eerst uitputtend vooronderzoek te hebben gedaan.

Met je tijd meegaan

Voor al te veel nuances is weinig plaats, want een boodschap mag maximaal 140 tekens tellen. Mede daarom zijn er ook genoeg economen die de digitale dorpspomp bewust mijden. Arnoud Boot (Universiteit van Amsterdam) en Lans Bovenberg (Tilburg University) zijn bepaald niet bang om hun mening openbaar te ventileren of politici met plannen te bestoken, maar op Twitter vind je ze niet. Een naamgenoot van de Brabantse hoogleraar twittert wel, maar voornamelijk over voetbal. ‘Dat is iemand anders’, bevestigt Bovenberg.

‘Ik ben net 60 jaar en veel economen van mijn generatie twitteren niet’, stelt Sylvester Eijffinger, hoogleraar economie in Tilburg. ‘Lex (Hoogduin, red.) en ik behoren tot de weinigen van onze generatie die op Twitter actief zijn. Arnoud Boot zei tegen me: “Sylvester, waarom doe je het?” Maar ik vind dat je met je tijd moet meegaan. LinkedIn is zakelijk, Facebook is persoonlijk en op Twitter kan iedereen je volgen.’

Het menselijk gedrag

Die openheid is een verworvenheid, maar digitaal contact met niet-economen betekent ook dat wetenschappers een olifantenhuid moeten kweken. Eerlijk of niet: vergeleken bij de veelbeschreven machinaties binnen faculteiten is de repliek op Twitter snel en soms ronduit bot. Juist daarom zegt Eijffinger ‘gemengde gevoelens’ over Twitter te hebben: ‘Er zitten heel veel boosaardige mensen tussen die je in discussies willen trekken die je helemaal niet wilt voeren. Dan geef je bijvoorbeeld een interview, en dan zegt iemand: “Die hoogleraar lult uit z’n nek.” Er zijn veel idioten en malloten die zich, altijd anoniem, onfatsoenlijk en beledigend gedragen. Die blok ik.’

Mede door Twitter is economie als gespreksonderwerp van de dag bijna net zo populair geworden als voetbal, stelt de hoogleraar vast. ‘We hebben 17 miljoen economen in Nederland en de discussie wordt bepaald door de meest actieve twitteraars, ook al is het volstrekte onzin. Het debat verandert, maar niet altijd ten gunste. Alle technologische ontwikkelingen zijn op zichzelf goed. Maar menselijk gedrag doet een deel van die verworvenheden teniet. Dat was ook zo bij het antiblokkeersysteem in auto’s: verkeergebruikers gingen later remmen. En bij e-mail kreeg je spam.’

Een potentiële valkuil

Twitter is snel, actueel maar ook oppervlakkig, wil Eijffinger maar zeggen. ‘Discussies krijgen snel een eigen dynamiek.’ Daarmee is het onlinemeningencircus een potentiële valkuil voor wetenschappers, stelt hij vast. ‘Als ik op iedereen zou reageren, dan heb ik er een dagtaak aan.’ Dus beantwoordt Eijffinger nauwelijks tweets. Maar is interactiviteit niet juist de kracht van Twitter?

Hoogleraar Eijffinger geeft eerlijk toe Twitter vooral als verlengstuk van zijn eigen weblog te zien: hij twittert in de eerste plaats om zijn eigen schrijfsels onder een breder publiek bekend te maken.

‘Best of the web’-traditie

Lukas Daalder ziet wel meer in tweerichtingsverkeer. ‘Twitter bestaat uit mensen die zenden en mensen die interacteren’, stelt de senior portfoliomanager bij Robeco. Hij studeerde economie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) en is met ruim 3000 volgers een bekende in het circuit. ‘Eijffinger ziet Twitter als een radiostation: hij reageert dan ook niet. Maar mensen die wél actief meedoen zijn het leukst om te volgen. Iemand als Lex Hoogduin is heel benaderbaar.’

Daalder zendt dagelijks een opmerkelijke grafiek of tabel rond die hij op het internet heeft gevonden. Deze ‘best of the web’-traditie heeft inmiddels geleid tot reguliere borrels, waarbij trouwe volgers van Daalder elkaar ontmoeten. ‘Allemaal mensen die je nooit hebt ontmoet. Vaak weet je niet hoe ze eruitzien, aangezien ze een “avatar” van een hond of een aap hebben. En zelfs niet hoe ze heten, omdat ze niet hun eigen naam gebruiken.’

Effecten op de wetenschap

De belegger stimuleerde onder meer studiegenoot Pieter Gautier, nu hoogleraar arbeidseconomie aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam, om ook te gaan twitteren. ‘Ik ben er nog steeds niet uit’, stelt Gautier. ‘Soms is het zonde van je tijd. Het brengt ook niet altijd het beste in mensen naar boven. Als mensen drie keer onzin verkondigen, dan ontvolg ik ze. Dat is beter dan je gaan opwinden.’ Effecten op de wetenschap ziet hij niet: ‘En dat is maar goed ook.’

Robert Went, econoom bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), was naar eigen zeggen een van de eerste Twitter-economen van Nederland en trok ook Bas Jacobs en Ewald Engelen over de streep. ‘De best geïnformeerde econoom van Nederland komt niet op tv’, kopte De Correspondent onlangs boven een verhaal over Went. Het artikel leverde hem 2000 extra volgers op.

Gevaar van vervlakking?

‘Ik geef geen meningen maar links naar artikelen, rapporten en papers. Aan discussie doe ik bewust niet mee. In 140 tekens is er geen ruimte voor nuance. Ik zie ook nooit discussies waarvan ik denk: daar komen we mee verder. Misschien ligt het ook aan mijn karakter.’ Maar in tegenstelling tot bij Gautier heeft Twitter wel degelijk de werkwijze van Went veranderd. ‘Voordat iets in een wetenschappelijk tijdschrift komt, ben je twee jaar verder. Voor een wetenschappelijk boek kun je daar nog eens twee jaar bij optellen. Je ziet dat er steeds meer werkdocumenten vóór de officiële publicatie via Twitter worden verspreid. Ik ben dan ook veel minder wetenschappelijke tijdschriften gaan lezen. Ik las er 15 tot 20, nu veel minder, tenzij ik gericht naar iets zoek.’

Loert daar geen gevaar van vervlakking? Went: ‘Ik wil gewoon snappen wat er in de wereld gebeurt. Om nu te weten wat er vier jaar geleden is gebeurd…’ Dus Twitter brengt de economische wetenschap verder? ‘Absoluut. Ewald en Bas maken er ook intensief gebruik van.’

Maar 140 tekens

Bas Jacobs is hoogleraar economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. ‘Via Twitter word je snel geleid naar plekken waar interessante dingen gebeuren’, stelt hij vast. ‘Het is een van mijn belangrijkste informatiebronnen geworden, een sterk substituut voor kranten. Maar op de wetenschap heeft het nauwelijks invloed. De meeste wetenschappelijke economen zitten niet op Twitter.’

Een goede discussie op Twitter blijft ook lastig, vindt Jacobs. ‘Ik ben voor korte, kernachtige bewoordingen. Maar 140 tekens is vaak net iets te beperkt.’

‘Het publiek is belangrijker geworden’

Ewald Engelen is als hoogleraar financiële geografie aan de UvA een buitenbeentje. Maar door zijn stevige opinies is hij wel een van de bekendste figuren in het economische debat. Twitteren ziet hij als onderdeel van zijn wetenschappelijke taak. ‘Academici worden geacht drie soorten publiek te bedienen: de medewetenschappers in internationale tijdschriften, de studenten in het onderwijs, en de samenleving. Een van de manieren om dat laatste te doen is je mengen in het publieke debat. De tijd die je aan deze drie zaken besteedt, is verschoven. Sinds 2008 zitten we in de grote crisis, die veel mensen aangaat. Daarom is het publiek belangrijker geworden. Twitter is een fantastisch medium: je kunt zenden, ontvangen en jezelf goed informeren als het vuur van de crisis oplaait.’

Juist in economisch turbulente tijden is Twitter onmisbaar, vindt Engelen: ‘Het is een ideaal crisismedium: een “poor man’s telex”. Ik kan me geen abonnement op Reuters of Bloomberg permitteren. Er gaat natuurlijk een moment komen dat die turbulentie minder wordt. En voor geschiedschrijving is Twitter minder geschikt.

‘Twitter gaat over de grenzen’

Lex Hoogduin is in de categorie ‘pure’ Twitter-economen ongetwijfeld de meest actieve. ‘Het medium is kort, vluchtig, werkt niet altijd goed, maar je kunt er met heel veel mensen snel van gedachten wisselen’, stelt de hoogleraar monetaire economie aan de UvA. ‘Dat is het aantrekkelijke. Het is zeker geen manier om onderzoek te doen.’

Hoogduin discussieert snel en veel en is mede daarom goed voor het duizelingwekkende aantal van 26.000 tweets. Is dat geen tijdrovende bezigheid? ‘Dat is zo. Je verlengt je werkdag in feite, en bij mij gaat het ook ten koste van het kranten lezen. Je kunt gericht zoeken en ik volg bepaalde journalisten. Twitter gaat over de grenzen van media en landen heen. Ik was nogal georiënteerd op de Nederlandse en Angelsaksische pers, maar dankzij Twitter volgt ik nu ook het Duitse nieuws beter. Voor nieuws wacht je niet meer op de krant. Journalisten worden meer duiders, opiniemakers.’

Dingen uittesten

Op Twitter vervagen dus de grenzen tussen verschillende beroepsgroepen. ‘De rol van de academicus, die van de journalist en die van de commentator lopen in elkaar over’, stelt de filosoof Engelen vast. Mathijs Bouman is belichaming van dit verschijnsel: hij is macro-econoom, journalist bij RTL-Z en columnist bij deze krant. Met 32.000 volgers is hij de media-econoom bij uitstek. ‘De hoofdreden om te twitteren is voor mij publiciteit. Daarnaast is het mijn voornaamste nieuwsbron. De derde reden is dat Twitter het me makkelijk maakt om met allerlei economen in discussie te raken. Je kunt dingen uittesten, en je wordt gedwongen om dingen in 140 tekens samen te vatten, met een of twee slimme links. Je kunt bijvoorbeeld een eigen tabel maken bij het CBS, en die twitteren. Dan sla je de mensen echt met argumenten om de oren.’

Volgens Bouman spreek je via Twitter ook mensen die je normaal nooit zou treffen. ‘Zolang die maar niet te rabiaat zijn, is dat hartstikke leuk’, vindt hij. Buitenstaanders vinden op Twitter inderdaad het podium dat ze in het predigitale tijdperk nooit gekregen zouden hebben. Zoals Remco Schrijvers, natuurkundige en pokeraar, die zich onder de naam Money for Nothing (@Money_F_Nothing) actief mengt in debatten over monetair beleid, een terrein dat hij naar eigen zeggen al vijf jaar intensief onderzoekt.

Borrels

Schrijvers: ‘Je kunt via Twitter zo binnenvallen in een discussie. En omdat Lukas Daalder borrels organiseert, kun je elkaar zelfs in levenden lijve zien. Hij heeft de stap gezet naar het voeren van discussies in het echt. Zo wordt het een steeds hechtere groep.’